33 Heijen 01

Tijdens de vrijwilligersavond van de parochie sprak Marij Manders-Müskens mij aan. Ze vertelde dat haar zoon Piet tijdens het knippen van de heg een bijzondere ontdekking had gedaan: een dode bunzing.

Ik sprak daarop Piet aan en vroeg hem of hij de foto’s die hij gemaakt had naar me wilde mailen zodat ik een verhaaltje over de bunzing kon schrijven als bijdrage voor het aprilnummer van Hejs Nejs. Het is altijd leuk om gebruik te maken van waarnemingen van eigen plaatsgenoten

Piet stuurde de foto’s op en schreef daarbij:

Ik was op 1, 2 en 3 maart van dit jaar (2013) de heg in de boomgaard aan het knippen tussen ons en Snellen Groothandel. Inmiddels was de heg ruim 4 meter hoog en ruim 3 meter breed geworden. Doordat het geen gezicht meer was heb ik deze nu 2 meter hoog en 1 meter breed gesnoeid. De bunzing heb ik gevonden tijdens het knippen van de heg bij ons in de boomgaard. Hij lag onder een boom in een konijnenhol verscholen. Ik zag hem daar liggen omdat ik even tijdelijk de trap onder de boom had neergelegd en wij moesten lunchen. Ik had de trap daaronder neergelegd met het idee dat niemand deze daar kon vinden zodat die niet weggehaald kon worden. Het is trouwens jammer dat de bunzing overleden is omdat wij nogal veel last van konijnen hebben. De bunzing is meegegeven aan iemand van de vogelwerkgroep uit Boxmeer, die hadden hem graag om hem op te laten zetten.

Uiterlijk

De bunzing, in onze streek beter bekend als ulling, heeft een donkerbruine vacht met een geel, geelwitte of lichtbruine ondervacht, die er vooral op de flanken doorheen schemert. In de winter is zijn vacht langer dan in de zomer. Het gezicht van de bunzing heeft wel iets weg van een maskertje. Op de foto is dat helaas niet zo goed te zien maar je kunt wel zien dat het diertje en sprekend kopje heeft met kleine grijswit omrandde oortjes. De poten zijn donker en relatief kort maar zeer krachtig met stevige nagels. Hiermee kan hij zelf holen graven, maar hij maakt ook gebruik van bestaande holen. De bunzing kan een totale lichaamslengte van 45 tot 65 centimeter bereiken; mannetjes worden aanzienlijk groter en zwaarder dan vrouwtjes. Een mannetje heeft een kop-romplengte van ongeveer 33 tot 45 cm en een staartlengte van 12 tot 18 centimeter. Het gewicht varieert van 500 gram tot 1,8 kilo. Het vrouwtje heeft een kop-romplengte van ongeveer 28 tot 38 cm en een staartlengte van 11 tot 15 centimeter. Zij kan een gewicht bereiken van 300 tot 900 gram.

Voedsel

Het is een zeer actief roofdier dat leeft van kleine tot middelgrote gewervelde dieren zoals, muizen, ratten maar ook konijnen en vogels. Hij jaagt het liefst in de schemering en de nacht. Ook fruit, insecten en wormen staan op het menu. Doordat ze niet kieskeurig zijn wat hun eten betreft komen bunzings in verschillende landschapstypen voor. In de winter vaak in bebouwde gebieden, wat de vindplaats van deze bunzing ook bevestigt.

Vijanden zijn onder andere vossen maar ook de mens, want veel van deze mooie diertjes worden slachtoffer van het verkeer. De bunzing wordt beschouwd als een nuttig dier vanwege de gewoonte om op knaagdieren te jagen. Hij kan echter ook ziektes als hondsdolheid en hondenziekte overbrengen op mens en dier.

33 Heijen 02

Levenswijze

De bunzing is een bodembewoner die zelden klimt, ook zwemmen doet het dier niet graag. De bunzing is minder behendig dan zijn verwanten zoals hermelijn en wezel. Hij beweegt door afwisselend te lopen en te springen en nu en dan stil te staan op de achterpoten. De voortbeweging van de bunzing is opmerkelijk snel en lijkt van de zijkant bezien meer op een zwemmende beweging. Dit komt omdat de bunzing de voor- en achterpoten beide tegelijk gebruikt. Het lichaam wordt dicht bij de grond gehouden en de kop en nek worden vooruit gestoken. De rennende bunzing heeft hierdoor wel iets weg van een slang.

Voortplanting en leeftijd

Tijdens de paartijd tussen maart en mei maakt het mannetje lange tochten. Heeft hij eenmaal een vrouwtje ontmoet dat maakt hij haar langdurig het hof. Uiteindelijk laat het vrouwtje zich slap en willoos als een dood prooidier meeslepen, waarna de paring plaatsvindt. De draagtijd is ongeveer 4 tot 6 weken. Er worden er 4 tot 10 jongen geboren, die het vrouwtje alleen grootbrengt. Al na twee maanden gaan ze mee op jacht en enkele maanden later zijn ze zelfstandig en zoeken hun eigen territorium.

Met dank aan Marij en Piet Manders voor de foto’s.

Groeten en tot mei.

Martha en Paul