Molens gemeente Gennep
Klik op de play toets om het filmpje te starten.
De windmolen "Gerarda" in Heyen en de ros-oliemolen
(Klik op het plaatje voor een grotere foto)
De molen van Heyen, naar de vrouw van de laatste windmolenaar Martin Kessels, "Gerarda" genoemd,
is een houten achtkante bergmolen, staande langs de rijksweg tussen de dorpen Heyen en Afferden.
ln vergelijking met vroeger jaren is het milieu van de omgeving er voor een windmolen minder vriendelijk geworden.
De molen heeft een merkwaardige staat van dienst gehad.
Oorspronkelijk bemaalde hij de Veenpolder van Echten in de Friese gemeente Lemsterland, waar hij omstreeks 1850
werd gebouwd. Na ruim 60 jaar als poldermolen dienst te hebben gedaan, werd hij in 1913 overgeplaatst naar Hierden bij Harderwijk (Gld.)
en vormde daar de bovenbouw van een stellingmolen. Van 1914 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog
deed hij in Hierden dienst als korenmolen.
Onder andere als gevolg van nieuwbouw in de omgeving werd de windvang zodanig belemmerd, dat hij tenslotte werd stilgezet.
ln de jaren 1949-1950 werd de molen door de Gebr. Hubert en Harrie Beijk uit Afferden afgebroken en als bergmolen in Heyen herbouwd.
Na zijn overplaatsing naar Limburg heeft hij zekere kenmerken uit de oorspronkelijke streek behouden.
Zo werden het achtkant en de kap met riet gedekt; een molenbouwmateriaal dat in Limburg niet gebruikelijk is.
Technisch gezien wordt de molen door enige interessante details gekenmerkt.
De bonkelaar op de koning heeft korte en brede kammen die onder een hoek staan, waardoor een gunstige ingrijping
met de kammen van het aswiel wordt verkregen. Het spoorwiel is niet groot, maar zwaar uitgevoerd.
Het gangwerk heeft echter voor een Limburgse korenmolen een veel te grote overbrengingsverhouding, namelijk 1:7,4,
waardoor de molen zwaar aanliep en onregelmatig draaide. De molen heeft een koppel 16er kunststenen. Het gevlucht van 24 m.
bestaat uit Potroeden, voorzien van het stroomlijnsysteem Van Bussel. Voor de staart en de twee spruiten werden
oude molenroeden gebruikt; de molenroede voor de lange spruit is afkomstig van de molen van Jacobs in Milsbeek.
ln 1951 kwam de molen gereed en hij werd op zaterdag 28 april op feestelijke wijze in bedrijf genomen.
Kessels had naast de windmolen een elektrische maalderij waar vanaf 1952 met een Van Aarsenhamermolen
uit Panheel voergraan werd gemalen.
ln 1966 werd de windmolen stilgezet omdat er geen maalgoed meer was, dat met stenen gemalen kon worden.
Zes jaar later werd het gehele bedrijf stilgelegd.
Vogels en ongedierte hadden in de loop der jaren het rietdek van het achtkant en de kap zodanig vernield. dat de herstelkosten voor Kessels te hoog waren geworden. Ten einde raad besloot hij de molen om zijn behoud voor een symbolisch bedrag
aan de gemeente Gennep te verkopen waaronder Heyen vanaf 1 januari 1973 ressorteert.
De overdracht vond op 3 november 1975 plaats: in 1976 kon de molen gerestaureerd worden!
De molen is thans in beheer bij J. C.J. (Sjef) Kessels uit Heyen. Nu bij dhr. Kaak.
De houten achtkantmolen vond niet alleen in Heyen zijn derde standplaats, het was ook de derde molen die in de loop der jaren
op die plaats heeft gemalen. Op de Gemeenteheide tussen Heyen en Afferden, een plaats die gunstig in het gemaal lag,
liet Jan Mathijs Clevers uit Well, gehuwd met Hendrika Josepha Habraken een stenen bergmolen bouwen, waarvoor hij in 1861
aan het provinciaal bestuur toestemming vroeg. Met de bouwtijd verliep 1862 en in 1863 kwam de molen gereed.
Later werd hij "De Oude Steenen Molen" genoemd. Naast de poort is een steen ingemetseld die aan dit feit herinnert.
Op de steen zijn de initialen IMC en IHH en het jaartal 1862 aangebracht.
Bij de boedelscheiding in 1892 werd Gerardus Clevers eigenaar van de molen;
mede-eigenaren waren zijn broers Johannes Franciscus en Arnoldus, allen molenaars in Heyen en hun zuster Henriëtta.
Zes jaar later vond een nieuwe boedelscheiding plaats en werd Johannes Franciscus Clevers alleen eigenaar van de molen met
huis, schuur, stal en erf. ln 1910 verkocht hij de molen met aanhorigheden aan Lambertus Janssen, afkomstig uit Haps (N.B.).
Na zijn overlijden bleef Maria Francisca Janssen met vijf minderjarige kinderen achter.
Ze liet de windmolen met aanhorigheden door notaris Sasse van Ysselt te Boxmeer op 6 maart 1918 publiek veilen.
De molen met drie koppels stenen en de daar omheen liggende percelen bouwland en heide vormden lot 1.
Lot 2 was het huis met café bij de tramhalte aan de rijksweg, dat tevens als bakkerij was ingericht, verder een schuur
en een stal.
Lot 3 was een perceel bouwland en lot 4 een perceel heide.
De veiling van de afzonderlijke loten bracht onvoldoende op.
De Overloonse molenaar Christiaan Martens deed een bod op lot 1. van 2100 gulden, waarna op de massa moest worden ingezet.
De hoogst biedende en nieuwe eigenaar was Alphons Jacobus Swertz, landbouwer en voerman in Afferden.
In 1923 werd vervolgens Jan of Johannes Adrianus Wagemans, molenaar in Escharen (NB.), door koop eigenaar.
Wagemans was destijds een bekende molenaarsfamilie in Oost-Brabant. Een broer van Jan, Karel genaamd was molenaar
en eigenaar van de unieke zeskante bergmolen in Haps. Broer Theo was molenaar op de ouderlijke windmolen in Beers,
die de vader in 1892 naast een bestaande stellingmolen had laten bouwen.
Tijdens een zware storm op 13 februari 1925 liep het bijna 26 m. lange gevlucht van de Heyense molen door de vang
en als gevolg van de warmte-ontwikkeling brak in de kap brand uit. Tenslotte brandde de gehele molen af.
Jan Wagemans liet hem echter weer opbouwen. Onderin de molen plaatste hij tevens een maalstoel
met een koppel 15-er stenen en in een kazemat van de molenberg een staand; Deutzgloeikopmotor.
Die combinatie heeft tientallen jaren als hulpgemaal dienst gedaan.
Op 29 mei 1929 bood Jan Wagemans de molen met woonhuis, café en andere eigendommen publiek te koop aan.
De zitting `had in zijn cafe plaats. Koper werd Theo Wagemans, molenaar in Beers, hiervoor genoemd.
ln hetzelfde jaar verkocht hij de molen aan Peter Wagemans, eveneens molenaar in Beers. In 1931 verkocht laatstgenoemde de
molen met alles wat er toe behoorde aan de Gebr. Josephus Martinus Johannes en Martin of Martinus Johannes Geiardus Kessels,
molenaars in Meerlo. Na boedelscheiding werd Martin Kessels in 1942 eigenaar.
Hij liet in dat jaar door de firma Chr. van Bussel uit Weert stroomlijnwieken aanbrengen en een mengketel plaatsen,
die door de koning werd aangedreven. ln de molen stonden nog een voorreiniger en een koekenbreker.
Op 11 oktober 1944 werd de molen door de Duitsers opgeblazen.
Na de oorlog werden de restanten opgeruimd en kort de maalstoel met de ruwoliemotor bedrijfsklaar worden gemaakt.
De gietijzeren molenas, die de val van het gevlucht na de explosie had overleefd, werd gebruikt voor het herstel
van de later weer afgebroken, prachtig gelegen windmolen in Escharen (N.B.).
Het onderste gedeelte van de gemetselde romp in de molenberg werd in 1950 gebruikt voor de bouw van het onderstuk,
waarop het houten achtkant van de "Gerardamolen" is geplaatst.
2. De ros-oliemolen
Reeds in het begin van de 19e eeuw stond in Heyen een rosoliemolen, in de naar de molen genoemde buurtschap "de Olymolen".
Eigenaar was toen de landbouwer Henricus Thijssens. ln 1845 verkocht de weduwe Thijssens de molen,
aan Hendrik of Hendrik Vincent Thijssens, landbouwer in Heyen, gehuwd met Johanna Elisabeth Wiesman.
Na het overlijden van haar echtgenoot verkocht Johanna Wiesman in 1885 de molen met huis, schuur, stal en erf aan
Johannes Amoldus van de Voort, zonder beroep te Heyen, die alle opstallen in 1891 liet afbreken en er een erf aan overhield.
De kapconstructie is van hout. De molenas, geheel of gedeeltelijk van gietijzer, wordt aan de voorzijde ondersteund
door een zware balk, de windpeluw genaamd, en aan de achterzijde door de penbalk. Beide balken liggen op twee voeghouten,
die door zware rondgaande houten delen op het kruiwerk worden ondersteund.
De voorzijde van de kap bestaat uit het voorkeuvelins, aan de onderzijde voorzien van een baard.
De achterzijde uit het achterkeuvelins.
Dwars op de twee voeghouten liggen de lange en de korte spruit. welke buiten de kap steken, waaraan de lange
en de korte schoren van de staart zijn gehangen. Aan het uiteinde van de staartbalk is een kruilier of een kruiwiel aangebracht.
Met behulp van kruipalen en een ketting, die door de lier wordt opgewonden, worden de wieken in de wind gekruid.
Met de kruiketting en een tweede ketting, aan de linker zijde van de staart en de bezetketting genaamd, wordt de staart vastgelegd.
Een malende bovenkruier oefent een grote kracht op de staart uit. De krachten kunnen zo groot zijn dat bij het losraken
van de bezetketting de molen zichzelf rechtsom uit de wind kruit.
Doorsnede van een stenen berg of beltmolen.
(Klik op het plaatje voor een grotere afbeelding)
1 romp
2 molenberg of molenbelt
3 kap
4 maalzolder
5 steenzolder
6 luizolder
7 kapzolder
8 binnenroede
9 hekwerk
10 voorzoom met stroomlijnprofiel
11 ijzeren molenas
12 askop
13 asgat buitenroede
14 baan- of halssteen
15 pensteen
16 aswiel
17 vulstukken
18 vang
19 vangbalk
20 ezel
21 langsabelijzer
22 vanghaak
23 lange spruit
24 korte spruit
25 lang schuur
26 staartbalk
27 kruibok of kruilier
28 kruipaal
29 houten rollen-kruiwerk
30 kruivloer
31 overring
32 kuip
33 voeghout
34 windpeluw
35 tempelbalk
36 penbalk
37 voorkeuvelins
38 achterkeuvelins
39 steenbed
40 baard
41 koning
42 wieg
43 (boven)ijzerbalk
44 gaffelwiel luiwerk
45 tafel luiwerk
46 spoorwiel
47 rondsel of steenschijf
48 staakijzer
49 (onder)ijzerbalk
50 steenkraan
51 steenkuip
52 steenbedding
53 kaar
54 kaarbomen
55 schoe
56 meelkist
57 meelkoker
58 meelbak
59 ezel
60 vonderbalk
61 steenspil
62 lichtboom
63 lichttouw met gewicht
64 steigergaten
65 kapspant
66 gording
67 inrijpoort
De maalinrichting van een korenmolen.
(Klik op het plaatje voor een grotere afbeelding)
De loper(steen) wordt aan de bovenzijde aangedreven. ln windmolens is deze wijze van bovenaandrijving
algemeen gebruikelijk. Ook in watermolens komt de bovenaandrijving voor, zij het sporadisch.
Een koppel maalstenen bestaat uit een ligger, de onderste steen die stilligt, en een draaiende steen, de loper.
ln beide stenen bevindt zich in het midden een gat, het kropgat, soms het steenoog of steengat genaamd.
ln het gat van de loper is de rijn aangebracht; vroeger het molenijzer genoemd.
Vóór de 19e eeuw was de rijn van smeedijzer en had vier takken, die in de loper werden vastgezet.
Vanaf het begin van de 19e eeuw werd een twee- of een viertaks rijn van gietijzer toegepast.
Door middel van de rijn wordt de loper ondersteund door de steenspil.
De kop van de spil kan vast in de rijn zitten of beweegbaar zijn.
In het eerste geval spreekt men van een vastwerk; is de ophanging beweegbaar, dan spreekt men van een balanceerwerk.
Daarvoor bestaan verschillende uitvoeringen, namelijk een Engelse balanceerrijn, een penof pinnekeswerk en een kogelwerk.
De steenspil wordt door een lager in de ligger gevoerd, de steenbus genaamd.
De onderzijde van de spil is uitgevoerd met een taats, die in een taatspot draait.
De draaihoogte van de loper boven de ligger is instelbaar. Bij houten constructies is de taatspot in een beweegbare balk geplaatst,
de vonderbalk genaamd. Aan één uiteinde is de balk schamierend opgehangen aan de ezel; aan het andere uiteinde in een scharnierende constructie, de licht of steenlicht genaamd, waarmee de vonderbalk op en neer kan worden bewogen.
ln sommige molens is tussen de vonderbalk en de steenlicht een tussenbalk aangebracht, de zogenaamde pasbalk.
Deze balken vormen samen een kruis; de ondersteuning van de steerispil wordt dan een kruisvonder genoemd.
Eigenschappen van de Molen
HEYEN
"Gerardamolen"
buurtschap Diekendaal
gemeente Gennep
inventarisnummer 7
type: achtkante bergmolen
bouwjaar 1950
eigenaar; de gemeente Gennep
toestand van het staande werk; goed
toestand van het gangwerk; goed
toestand van de inrichting; goed
hoogte oskop boven maaiveld 16 m.
biotoopcijfer 3
landschappelijke waarde; zeer belangrijk
vlucht 24 m,
wieken kruis
binnenroede: fabr. Gebr. Pot, Elshout
buitenroede: fabr. Gebr. Pot, Elshout
nummers onbekend
wieksysteem; van Busselwieken zonder remkleppen
as; gietijzer, fabr. L,l. Enthoven & Co., 's-Gravenhage, nr. 560.
gegoten in 1870
kruiwerk; engels
vang; vlaams
maalinrichting; een koppel 16-er kunststenen
overige inrichting -
overbrengingen
aswiel 67 kammen
bonkelaar 34 kammen
spoowviel 94 kammen
steenrondsel 25 staven
overbrengingsverhouvding 1 : 7.41
bijzonderheden; De kruilier is geheel van ijzer.